Middeleeuwen
Men zegt dat klompen dateren uit de middeleeuwen. Dit is echter geen onbetwistbare waarheid. Omdat ze van bomen zijn gemaakt, heeft Moeder Natuur de meeste 'oude' stukken weer voor zichzelf genomen, en werden oude schoenen waarschijnlijk gebruikt voor het stoken van de kachel. In Nederland dateert de oudste ooit gevonden klomp uit 1230 n.Chr. Deze schoen werd in 1979 gevonden aan de Nieuwendijk, een historische straat in het centrum van Amsterdam. Een andere antieke klomp werd in 1990 gevonden in de dam die werd gebouwd om de Rotte in Rotterdam af te sluiten. Deze klomp uit 1280 is te bezichtigen in het Schielandshuis in Rotterdam. Beide klompen waren gemaakt van elzenhout. We kunnen met zekerheid concluderen dat klompen al ruim 800 jaar worden gedragen, en waarschijnlijk zelfs langer. Tot de middeleeuwen was het heel gebruikelijk dat mensen hun hele leven op berenpoten liepen. Vooral op het platteland waren schoenen voor de meeste mensen onbereikbaar. Schoenen werden gedragen door de elitairen. Om hun waardevolle schoenen te beschermen gebruikte men de zogenaamde 'trippen' of 'platijnen'. Trippen waren houten zolen met twee uitstulpingen aan de onderkant en twee driehoekige stukken leer aan de bovenkant voor bevestiging, die gelijkenissen vertoonden met sandalen. Trippen zou wel eens de voorloper van klompen kunnen zijn geweest, of 'klompen', zoals het schoeisel in het Nederlands heet. Hoe dan ook, klompen wonnen al sinds het begin van de 16e eeuw aan populariteit. Omdat klompen uit één stuk worden vervaardigd, zijn ze een stevig, praktisch en relatief goedkoop alternatief gebleken. Ze beschermden de voeten tegen vuil en vormden een nuttige toevoeging in het vochtige Nederlandse klimaat.
1900 tot nu
Klompen die vandaag de dag worden gemaakt, verschillen weinig van hun voorouders van 800 jaar geleden. Maar in strijd met sommige bestaande vooronderstellingen die benadrukken dat klompen in Nederland nog steeds op grote schaal worden gebruikt, worden ze de afgelopen decennia steeds minder gedragen. Na 1890 zorgde de bloei van de industriële schoenfabrikanten voor een negatieve trend in de vraag naar klompen. Alleen al het uitbreken van beide wereldoorlogen leidde tot korte perioden van opleving. Leren schoenen werden schaars, waardoor klompen als vervangers naar voren kwamen. Tot na de Tweede Wereldoorlog had bijna elk dorp zijn eigen klompenmaker, wat resulteerde in een verscheidenheid aan stijlen, kleuren, houtsnijwerk en decoraties. Over het algemeen had men voor de werkdagen gewone klompen en voor de zondag geschilderde klompen. Herenklompen waren meestal zwart of geel, terwijl die van vrouwen blanco gelakt waren of uitgebreide decoratiemotieven hadden. Maar pas in 1920 begon men het kledingstuk te beschilderen. Vroeger werden nette klompen gladgestreken en afgewerkt met houtsnijwerk, eveneens per regio verschillend. Ook was het niet ongebruikelijk dat vormen veranderden voor de verschillende geslachten.
Zo bezat nog niet zo lang geleden een groot deel van de bevolking klompen en droeg deze dagelijks. Helaas wordt de drager van klompen tegenwoordig een bedreigde diersoort. Klompen zie je alleen nog op het platteland, gebruikt door tuinmannen, boeren, smeden. vissers, metselaars en wegenwerkers.